Het vakgebied groei en ontwikkeling (of ontwikkelingseconomie) is nauw verweven met ontwikkelingssamenwerking. Beide stellen de vraag “hoe worden arme landen rijk”. De ontwikkelingseconomen die de Nobelprijs voor hun werk kregen (ik behandel Kuznets, Schultz, Lewis, Solow, Deaton en Sen) waren meestal wars van ideologie en zagen vooral interessante economische puzzels in ontwikkelingslanden. Ondanks dat hun werk niet over instituties ging, zagen zij, al vroeg, het belang hiervan in voor groei en ontwikkeling. Pas met de Nobelprijs voor Douglass North kregen instituties een prominente plek in ontwikkelingssamenwerking, met begrippen als good governance. In de school van New Institutional Economics (NIE), kregen ook Coase, Williamson en Ostrom de Nobelprijs voor hun werk. Alhoewel het belang van instituties nu alom wordt geaccepteerd, wordt de NIE nog slecht begrepen of geïntegreerd door economen, en misschien nog slechter door ontwikkelingssamenwerking.